'Berend Botje ging uit varen' is oorspronkelijk gepubliceerd op Wikipedia (klik voor de link)
Berend (Barend) Botje op de omslag van een liedboekje, 1887. van J. Vlieger te Amsterdam.. Bron: DBNL. Licentie: Publieke Domein.
Berend Botje ging uit varen' is een bekend negentiende-eeuws kinderliedje. Het liedje bestaat uit twee of drie coupletten en een latere toevoeging, die aanvankelijk als afzonderlijke liedjes of versjes hebben gecirculeerd. Oorspronkelijk is het vermoedelijk een opvoedkundig gedicht dat waarschuwt tegen leegloperij. De huidige versie is in de laatste decennia van de twintigste eeuw tot stand gekomen, wellicht onder invloed van een grammofoonplaat met kinderliedjes, dan wel een radio- of televisie-uitzending.
De figuur, Berend Botje, wordt soms gekoppeld aan het levensverhaal van de Russische viceadmiraal Lodewijk van Heiden (1773-1850), een van de historische personen die met Berend Botje in verband wordt gebracht. De identificatie van Berend Botje met historische personages is echter nauwelijks met de geschiedenis van het liedje zelf te rijmen.
Oost-Friesland Het eerste couplet van het liedje komt voor in een boek over de folklore van Oost-Friesland uit 1868. Het liedje geldt hier als een scheldrijm, waarbij iemand die in de ogen van de zanger niet deugt, belachelijk wordt gemaakt. Met een Butje wordt sinds het begin van de negentiende eeuw in het Nederduits, met name in Hamburg en Bremen, een 'onbehouwen persoon' of 'botterik' aangeduid. Bij kinderen wordt het woord vergoelijkend voor een 'wildebras' gebruikt[1]. Het woord is mogelijk in het Gronings overgenomen als butje 'gek, onbenul, halve gare; slome jongen'. Hiermee worden de leerlingen van de LOM-school in de Butjesstraat, gesticht in 1914, aangeduid[2].
Kennelijk is het lied gebruikt om onzekere jongemannen zonder doorzettingsvermogen aan te duiden, die op zoek naar hun levensbestemming twaalf ambachten verkennen en dertien ongelukken maken. ‘Met het rijmpje wordt een jonge gelukzoeker (ein Peter in der Fremde) gekarakteriseerd, die omkeert zodra hij radeloos bij een wegsplitsing staat’, stelt de auteur Hermann Meier[3].
De tekst luidt:
Berend Buttje dee wul fahren
Het liedje past in de traditie van het bekende sprookje ‘der dumme Hans’, die op zoek naar zijn levensgeluk de ene domme streek na de andere uithaalt[5]. Hierop is een populair gedicht van de kinderboekenschrijver Rudolf Löwenstein (1819-1891), met tekeningen van Robert Kretschmer (1846) gebaseerd. Het moralistische gedicht, dat veelvuldig is herdrukt, gaat over een luie leerjongen die op gezellenreis gaat[6]. Ook het bekende dialectgedicht ‘Peter in der Fremde’ uit 1805, geschreven door Konrad Grübel uit Neurenberg behandelt deze problematiek[7]. Hetzelfde geldt voor ‘Hänschen klein’ van Franz Wiedemann (1860). Het thema gaat terug op een spreekwoord van Maarten Luther: ‘Was Hänschchen nicht lernt, lernt Hans nimmermehr’ ('Wat kleine Hans niet leert, zal grote Hans nooit meer leren')[8].
Nederland De oudste bekende Nederlandse variant is afgedrukt in het liedboekje ‘Volksdeuntjes uit de oude doos’ uit 1871, uitgegeven door Dirk Noothoven van Goor (1827-1895) te Leiden[9]. De beginzin luidt hier: ‘Berend Botjen ging uit varen, met zijn scheepjen naar Zuidlaren’. De bijbehorende afbeelding toont een jongeman die op reis gaat met een strooien zeemanshoed, roeiboot, visnet en bootshaak[10]. Deze afbeelding strookt met de Duitse interpretatie. Maar in tegenstelling daarmee stelt het liedje nu dat Berend Botje ‘nooit weerom’ keert. Deze slotzin is wellicht ontleend aan het oudere volksliedje 'Malbrough s'en va-t-en guerre', dat in de Nederlandse versie eindigt met ‘en hij kwam nooit weerom’[11].
De bekende kinderboekenuitgever Jan Vlieger (1844-1908) te Amsterdam neemt in 1880 een deel van Van Goors fonds over[12]. Hij publiceert in 1887 een bundel met bakerrijmen en sprookjes onder de titel ‘Barend Botje ging uit varen’, waarbij de schippersgezel met zijn scheepje op de omslag prijkt[13].
De keuze voor deze titel geeft aan dat het liedje dan al algemeen bekend is. Een eerdere versie van de afbeelding bij het versje verschijnt in het boekje ‘Jaapje, sta stil’ uit 1882[14]. De verschillende liedboekjes zijn in grote oplagen verspreid; Vlieger beweert in 1882 dat hij 100.000 exemplaren heeft laten drukken[15].
Andere kinderboekenuitgevers als ‘Jan de Haan’ in Haarlem nemen het versje over en tekenen het prentje na[16]. De kinderboekenschrijfster Tine van Berken (1870-1899) citeert het liedje in 1894 als ‘een oud rijmpje, dat ik als kind geleerd had’ met als openingszinnen ‘Berend Botje ging uit varen, met zijn schuitje naar Zuidlaren’[17].
Latere edities van kinderboeken beelden Berend Botje doorgaans uit als een schipper, varend in zijn boot[18].
Groningen en Drenthe
Tegelijkertijd zijn er ook oudere varianten van het liedje in omloop geweest die eerder bij het Oost-Friese voorbeeld aansluiten. Pieter Jelles Troelstra publiceert in 1917 een Groningse dialectvariant, die hij zich uit zijn jongenstijd in 1877 herinnert: het liedje wordt gezongen door een Groningse stationschef en oud-zeeman om de reizigers op een Amsterdamse pleziertrein te vermaken. Berend Boddien keert hierin nog behouden naar huis terug. De Groningse dialectschrijfster Titia de Haas-Okken (1853-1928) publiceert in 1911 een andere variant die kennelijk teruggaat op haar jeugdjaren in Appingedam[19].
De Drentse taalkundige Jan Bergsma geeft in Nieuwe Drentse Volksalmanak uit 1901 een variant die in Drenthe en Groningen als liedje bij het touwtjespringen bekend is[20]. In Groningen is het tevens bekend als knieliedje. Volgens de Groninger onderwijzer Jacob Tilbusscher is het bovendien een plaagversje, dat gebruikt is om jongens met de voornaam Berend te belagen[21]. Deze naam is vooral gebruikelijk bij nakomelingen van hannekemaaiers en Westfaalse immigranten. De volkskundige Tjaard W. de Haan hoort het versje in 1944 zingen in Zuidlaren, waar schoolmeisjes menen dat het over patiënten van het psychiatrische ziekenhuis 'Dennenoord' gaat. Als een van de meisjes aan de ander duidelijk wil maken dat ze niet goed bij haar hoofd is, wordt Berend Botje gezongen[22]. Pas in de bundel ‘Oude en nieuwe Groninger liederen’ uit 1930 wordt de tekst gestandaardiseerd, voorzien van muziek en op één lijn gebracht met de Nederlandstalige versie.
Het eerste couplet is ten minste acht keer te vinden in de Handschriftencollectie van G.J. Boekenoogen, verzamelt in de periode 1891-1930). Opvallend zijn de verbasteringen die hij noteert, met name Berend Bokkies (Havelte) en Bering Botje (Amsterdam) [23]. Een nieuwere vorm is Bere(n) Botje, voor het eerst gedocumenteerd in 1967[24].
Tweede couplet Het tweede couplet over vertrek naar Amerika is afgeleid van een aftelversje of dansliedje ‘Jan met de meid’, oorspronkelijk met een andere melodie, waarbij in plaats van ‘Jan’ telkens een andere naam wordt ingevuld: ‘Een, twee drie vier vijf zes zeven / Waar is Jan met de meid gebleven?[25]’ In Friesland is op deze wijs de polka gedanst; de tekstvariant waarbij de hoofdpersoon ‘niet hier en daar’ en dus ‘naar Amerika’ is gegaan, is hier al in 1889 gedocumenteerd[26]. Er zijn daarnaast versies van Terschelling en uit West-Friesland bekend, waar deze traditionele dans ook wel ‘Slaapmuts’ of ‘Zevenpas’ wordt genoemd[27]. In Twente wordt het danslied op de melodie van 'Berend Botje' gezongen[28]. Er bestaat bovendien een vrijwel gelijkluidend Duitstalig aftelrijmpje en dansliedje, tenminste bekend in Noord-Duitsland sinds 1867[29]. Dit rijmpje heeft weer model gestaan voor een populair liedje van Rudi Godden, met een andere melodie, uit 1939. Het aftelrijmpje keert ook terug in het bovengenoemde gedicht van Franz Wiedemann[30].
Beide liedjes zijn vermoedelijk pas in de jaren zestig samengevoegd tot een nieuw lied van twee coupletten[31]. De eerste vermelding betreft een stropop, die in de oudejaarsnacht van 1965 wordt opgehangen in Zuidlaren als waarschuwing dat het beoogde standbeeld van Berend Botje nog niet is gerealiseerd. Het bijbehorende opschrift stelde: ‘1, 2, 3, 4, 5, 6, zeven, waar is Berend Botje gebleven?’[32]
De volkskundige Dirk Jan van der Ven publiceert in 1971 het tweede couplet en wijst op de parallellen met 'Jan met de meid'. Hij stelt vast dat 'Berend Botje' op deze manier wordt voorgesteld als een beschonken pantoffelheld, vergelijkbaar met ‘Jan Pierewiet’, die aan het publiek als negatief voorbeeld wordt voorgehouden[28]. Midden jaren zeventig is het tweede couplet gangbaar geworden en wordt het aanbevolen voor het ontwikkelen van het getalbegrip bij kleuters[33][34]. Vervolgens verschijnt het ook in liedboeken.
Derde couplet en slotrefrein Het kortere slotrefrein heeft een afwijkende melodie en is eveneens een recente toevoeging, voor het eerst gedocumenteerd in de Utrechtse wijk Lombok in 1999, gepubliceerd in 2000 en sinds 2001 veelvuldig op het internet te vinden[27][35]. Als afzonderlijk vers komt het al voor in liedboekjes uit 1948 en 1963, maar het is waarschijnlijk net als de andere coupletten ontleend aan negentiende-eeuwse dansliedjes[36][37]. Het rijmpje is vooral bekend geworden door de jolige zomerhit 'Tonia' van Paul Roda uit 1952[38]. Er is bovendien een Deense tekstvariant[39].
Het slotrefrein wordt soms voorafgegaan door een langer derde couplet, opnieuw met afwijkende melodie en gedocumenteerd in 1999 in Lombok. Een buurtgenote stelt achteraf ‘dat ze het daar al tientallen jaren zo zingen[27][34][40]’. Een parodieversie ís in 1996 opgenomen door het Groningse ‘Trio Kloosterboer’; tekstschrijver Jan Veldman herinnert zich het couplet uit zijn jeugd in Zandeweer (1971)[41].
Een vierde couplet, vermeld sinds 2003, is een bewerking van het negentiende-eeuwse liedje 'Douw douw deine'[42].
Ouderdom De oudste vindplaatsen gaan terug tot omstreeks 1870. Het liedje kan echter ouder zijn en in de mondelinge overlevering langere tijd zijn doorgegeven, voordat het voor het eerst wordt opgetekend. Sinds het midden van de negentiende eeuw zijn onder invloed van de Romantiek veel volksliedjes verzameld en uitgegeven.
Het eerste couplet, waarin Berend Botje verdwaalt op de terugweg uit Zuidlaren, zou te maken kunnen hebben met de groeiende populariteit van de Zuidlaardermarkt in de negentiende eeuw, waar boerenknechten en boerenzoons uit de wijde omtrek hun laatste spaargeld verbrasten en dronken naar huis gaan[43].
Het tweede couplet, althans de voorlopers daarvan, wordt populair rond 1900, als grote aantallen jonge mensen uit Groningen, Friesland en Drenthe emigreren naar de Verenigde Staten. Op markten als de Zuidlaardermarkt zijn dikwijls reisagenten actief, die propaganda voor vertrek naar Amerika maken. Gert Blik vertelt over zijn eigen familie uit Drenthe, waarvan een deel eveneens vertrekt: ‘Het was een beetje een spotliedje op al die gekken die zo nodig naar Amerika moesten. Het was voor de achterblijvers natuurlijk een bedreigende situatie. Er gingen zoveel de plas over dat soms een flink deel van de jonge mensen uit een dorp vertrok’[44]. Het verband tussen beide coupletten is echter naar alle waarschijnlijkheid pas achteraf gelegd.
De negatieve connotatie bij de naam Berend Botje wordt ook bevestigd door het gedichtje 'Barend Botje', dat in 1925 in het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ en de ‘Delftsche Courant’ is verschenen:
Tekst Volksliedjes kennen, door hun mondelinge overlevering, vaak vele (regionale en/of tijdgebonden varianten in zowel tekst als melodie. De huidige tekst van het liedje gaat gewoonlijk als volgt:
Varianten
Er bestaat ook een versie in het Papiaments.
Melodie De melodie gaat waarschijnlijk terug op polka's die sinds ongeveer 1840 in Duitsland populair zijn geweest[60]. Hij is volgens sommige berichten geschreven door Hendrika van Tussenbroek (1854-1934); mogelijk heeft zij de tekst aan een bestaande melodie gekoppeld[61]. In 1954 wordt een versie met afwijkende melodie en een afwijkend ritme gedocumenteerd die misschien met oudere voorbeelden verband houdt[62]. Ook het derde couplet en de slotregels hebben een andere melodie.
Historische personen Er doen verschillende verhalen de ronde over de persoon naar wie de Berend Botje uit het liedje zou kunnen verwijzen[63]. ‘Geen enkel liedje is op zo veel manieren uitgelegd’, schrijft de kenner Anne de Vries in zijn boekje over Nederlandse kinderrijmen. Hij wijst erop dat de meeste verklaringen niet met de tekst te rijmen zijn[64]. De melodie van het liedje is bovendien negentiende-eeuws.
- De oudste verklaring wordt in 1901 gegeven door de Drentse taalkundige Jan Bergsma in de ‘Nieuwe Drentse Volksalmanak’: het zou gaan om een zekere Botje uit Oudeschans die omstreeks 1811, om de verplichte dienstplicht van Napoleon te ontlopen, naar zee gaat en niet terugkeert. De naam zou verwijzen naar een ‘botvisser’ (Oost-Fries: Buttjer), die zich met zijn slikslee over het wad van de Dollard voortbeweegt[20]. De keuze van de voornaam Berend zou een alliteratie zijn. De achternaam Botje komt overigens al in 1731 in Finsterwolde voor[64].
- Berend Botje zou een boertje uit Borger zijn geweest, die lang geleden met zijn scheepje over de slingerende Hunze naar Zuidlaren vaart. Hij komt op de Zuidlaardermarkt terecht, waar hij een blauwtje loopt; hij kijkt vervolgens te diep in het glaasje, lijdt op de terugweg schipbreuk en verdrinkt. Deze verklaring is overgenomen door het gemeentebestuur van Zuidlaren, dat opdracht geeft om een beeldje van Berend Botje te maken dat op 1 juli 1967 wordt onthuld[66][67]. De naam van de hoofdpersoon is volgens deze uitleg misschien ontleend aan de komisch aandoende achternaam Botje, die vooral in de stad Groningen voor is gekomen, onder andere bij de scheepsbouwers Botje, Ensing & Co[68].
- Het zou gaan om Bommen Berend, de bijnaam van de bisschop van Münster, die in 1672 de stad Groningen met bommen heeft bestookt[69][70].
- Berend Bootje zou een vlotvaarder uit de stad Groningen zijn geweest, die met hout uit de stad Groningen is komen varen om een houtzaagmolen in Zuidlaren te bevoorraden[71]. In een recente variant, verspreid door het Tourist Info Punt Zuidlaren, wordt gesteld dat het om de houtzaagmolenaar en beurtschipper Berend van Bon (1792-1874) uit Zuidlaren zou gaan. Van Bon zou wegens zijn giften aan de armen (‘het laatste botje’) de bijnaam Botje hebben gekregen en zijn zoon zou naar Amerika zijn geëmigreerd[72].
- Jan Berns en Ineke Stroucken beweren in 1993 dat het zou gaan om Berend Berends Drenth (1808-1893), met als veronderstelde bijnaam Berend Botje, een rijke katholieke reder en scheepsbouwer uit Oude Pekela die midden negentiende eeuw zijn wrakke schepen de Oostzee opstuurt om later, zodra de schepen zijn vergaan, het verzekeringsgeld op te strijken. Niet deze Berend Drenth, maar de bemanning komt nooit weerom. De bijnaam Botje zou naar de kleine geldstukken verwijzen, die Drenth hiermee heeft verdiend (vlg. ‘botje bij botje leggen’)[73 ]. Het verhaal is gebaseerd op een familieoverlevering, die in 1965 door een anonieme achterkleinzoon uit Joure naar buiten wordt gebracht[74]. Ook de genealoog Jan Willem Sandker, die van Drenth afstamt, stelt dat deze de bijnaam Berend Bonkje heeft[75].
- Willem Foorthuis veronderstelt in 1991 op ironische toon dat het om Drenthe's ‘bekendste zeeheld’ oftewel ‘de Drentse Odysseus’ zou gaan: Lodewijk van Heiden (1773-1850), telg uit de familie Van Heiden Reinestein, die de havezate Laarwoud te Zuidlaren heeft bewoond, is de enige Nederlandse zeeheld afkomstig uit Drenthe. Hij brengt lange tijd door in dienst van de Russische tsaar. In 1832 keert hij als held in Zuidlaren terug, waar hij rondvaart in een stoomboot die koning Willem I ter beschikking heeft gesteld. Maar hij kan in Zuidlaren niet aarden, gaat terug naar Reval, Estland en komt nooit weer terug in zijn geboorteplaats. Foorthuis bedient daarmee enkele vooraanstaande inwoners van Drenthe op hun wenken, die het niet eens zijn met de ‘annexatie’ van Berend Botje door ‘welbekende Groninger kopstukken’[76]. De bijnaam Botje zou volgens hem een verkorting van Bootje zijn. Volgens een oud-inwoonster van Zuidlaren zou Berend Bootje de bijnaam zijn geweest van een inwoner van dit dorp (‘een akelige brompot’) die rond 1900 dagelijks met een platte open schuit langs de boerderijen gaat om melk op te halen[77].
Beeldende kunst
Standbeeld te Zuidlaren Een beeld met fontein van Berend Botje staat aan de Stationsweg in het Drentse dorp Zuidlaren. Berend Botje wordt uitgebeeld als een boertje op klompen met lange bakkebaarden en opgerolde broekspijpen, die op het punt staat met zijn bootje onder te gaan. De ‘Stichting Recreatiebelangen Zuidlaren’ vat in 1964 het plan op om een kunstwerk, voorstellende Berend Botje te realiseren. De eerste tekeningen dateren uit 1960[78]. Het beeld is ontworpen door oud-inwoner Willy Pot, destijds wonende in Son. Het beeld is op 1 juli 1967 door de voorzitter van het ‘Drents Genootschap’ en de ‘Provinciale Culturele Raad’, Dr. Klaas van Dijk onthuld.
Het originele beeld is niet meer in het centrum van Zuidlaren te vinden. De vaarboom die het mannetje vasthoudt is al eens verdwenen en provisorisch vervangen door de steel van een bijl. Klein vandalisme, het beeld is bijvoorbeeld al eens ontvoerd door studenten, en de slechte kwaliteit van het materiaal waarvan het beeldje is gemaakt, zorgen voor aftakeling. Het origineel staat sinds 2009 in het expositiegebouw Dieks Dele, bij het Molenmuseum 'De Wachter' te Zuidlaren, waar het is te bezichtigen. Op de oorspronkelijke plaats aan de Stationsweg is een bronzen replica neergezet. Bij dit beeld is een nieuw bronzen sculptuur van een opengeslagen boek geplaatst met de tekst van de eerste twee coupletten.
Plastiek te Borger De schilder en edelsmid Wim van den Hoek (1926-1963) uit Norg vervaardigt vlak voor zijn dood een metalen plastiek dat het scheepje van Berend Botje voorstelt. Het kunstwerk krijgt in 1963 een plek in de nieuwe kleuterschool 'Berend Botje' te Borger[79].
Vernoemingen en afleidingen - In Zuidlaren is koffiebar Lodewijk vernoemd naar Lodewijk van Heiden (Berend Botje). In het etablissement hangt een schilderij met een zeeslag van Van Heiden
- De zeeman Berend Botje is de hoofdpersoon in een serie kinderboeken van Joke Kamstra uit de jaren 1983 tot 1986, met titels als ‘Berend Botje gaat varen’, ‘Berend Botje gaat naar het strand’, ‘Berend Botje en zijn hondje’, ‘Berend Botje is jarig’, ‘Berend Botje en de toverklok’, ‘Berend Botje speelt poppenkast’, ‘Berend Botje en het schoolreisje’ en ‘Berend Botje en de wonderwinkel’.
- ‘Berend Botje van Bokkum’ is een toneelstuk voor de jeugd in twee bedrijven van de Texelse toneelschrijver Aris Bremer.
- 'Berend Botje' is de naam van voormalige kleuterscholen in Oude Pekela en Borger, peuterspeelzalen in Groningen en Oldeberkoop en kinderdagverblijven te Gendringen en Vlissingen.
- 'Berend Botje' is een organisatie voor kinderopvang in West-Friesland.
- De boerderijcamping 'Berend Botje' is te vinden in Zuidlaren.
- Het café-restaurant 'Berend Botje', tenminste vanaf 1968, te Zuidlaren krijgt in 2009 een andere naam.
- ‘Stichting Platform Berend Botje’ is een natuurbeschermingsorganisatie die zich inzet voor de bescherming van de groene glazenmaker en de gastplant krabbescheer in Groningen, Drenthe en Overijssel.
- 'Barend Botje en zijn hond Bello' is een stripverhaal geweest in het blad ‘Doe Mee’ in 1936, vertaald uit het Engels: 'Dinglehoofer und His Dog Adolph' van Harold Knerr[80].
- 'Berend Botje gaat uit varen' is een Groningstalig programma van André Bakker geweest en het ‘Opoe Veenstra Cabaret’, dat in 1950 is uitgezonden door de ‘Regionale Omroep Noord’. De naam wordt enkele jaren later gebruikt in het programma 'Belevenissen van Berend Botje'.
- Barend Botje is een karakter in het stripverhaal Knoest, dat in 1951 en 1952 in het Limburgs Dagblad is verschenen.
- Berend Botje is in 1944 de schuilnaam van de Friese verzetsman en politieagent Joop Willems[81].
- In kinderliedjesboeken en elders wordt Berend Botje wel afgebeeld als een beer, wellicht als verbastering van de naam Berend.
Er zijn nog meer afleidingen die we gezien de hoeveelheid hier niet noemen.
Opnamen 'Berend Botje' is in januari 1968 opgenomen door de ‘Lighttown Skiffle Group’ op het album ‘Op een klein stationnetje’. James Last neemt in 1969 een instrumentale versie op.
Berend Botje in de praktijk Het lied van Berend Botje opgenomen door D. Dubbeldam en J. van der Plas (Django Music & Publishing). ©2022, Minicisco BV. Wat hier vooral opvalt is de bijzonder mooie (geschoolde) zangstem van de juf in dit filmpje. Of is dit wellicht een actrice?
Vertgeet niet het geluid aan te zetten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|